Een varkenshouder had in 2016 bezwaar aangetekend tegen de opgelegde WOZ waarde van een varkenshouderij, zonder (bedrijfs)woning, bestaande uit vlees- en fokvarkensstallen en percelen met totaal oppervlakte van 11.043 m2. De varkenshouder bepleitte een waarde van € 867.000,- terwijl de gemeente de waarde had vastgesteld op € 1.050.000,-.

Volgens de varkenshouder heeft de gemeente bij vaststelling van de WOZ waarde niet de juiste methodiek gebruikt. Bovendien werd er te weinig rekening gehouden met de erg slechte markt voor de varkenshouderijen ten tijde van de peildatum 1 januari 2015.

De rechter was van mening dat de gemeente wel degelijk rekening heeft gehouden met de crisis in de varkenshouderij. Bij strikte toepassing van de betreffende systematiek zou de WOZ waarde op € 1.305.000 uit zijn gekomen. Echter heeft de taxateur van de gemeente rekening gehouden met het bouwjaar en afmeting van de stallen en is uiteindelijk uitgekomen op een bedrag van € 1.069.000 wat is afgerond naar € 1.050.000,-. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeente daarmee voldoende rekening gehouden met de crisis in de varkenshouderij en heeft de varkenshouder onvoldoende kunnen aantonen dat de WOZ waarde niet correct was.

Lees hier de volledige uitspraak