Drie jaar geleden zijn door het kabinet veel verantwoordelijkheden op het sociale vlak bij gemeenten neergelegd. Hoe kunnen gemeenten deze verantwoordelijkheid goed invullen? Kim Putters schreef hiervoor een essay ‘een lokaal sociaal contract’. Hierin staat beschreven welke onderdelen belangrijk zijn bij het goed kunnen invullen van sociale samenleving. Hier heeft ook de landelijke overheid een taak die tot nu toe onderbelicht is gebleven, aldus Putters. Hij spreekt over een sociaal contract dat bestaat uit 6 aandachtspunten:
1. Een heldere visie
Dit is nodig om duidelijk te krijgen wat overheid en burgers van elkaar mogen verwachten. De laatste jaren is vooral gecommuniceerd wat de overheid niet meer doet en wat burgers zelf moeten doen. De overheid heeft echter wel degelijk een rol. Zij dient bijvoorbeeld een sociale basis te garanderen voor mensen die hulp nodig hebben, inclusief bezwaar en beroep.
2. Risicodeling en solidariteit
Dit gaat niet alleen over compensatie bij ziekte of ongezondheid maar ook over het meedoen aan de samenleving. Een combinatie van inkomen, zorg, arbeid en werken aan relevante netwerken. Zorgcoöperaties zijn goede voorbeelden van deze meer integrale inzet.
3. Integrale aanpak
Dit vraagt om een bredere blik op gezondheid, waarbij omgevingsfactoren, beschikbaarheid van hulpbronnen, opeenstapeling van gebreken en eenzaamheid, werkloosheid en/of een gebrek aan sociale activiteiten worden meegenomen. De keukentafelgesprekken moeten hier beter op inspelen.
4. Meer beslissingsmacht
Duidelijk anders dan meer bestuur. Het gaat om meer zeggenschap. Steeds meer patiënten, cliënten en hun naasten willen en kunnen zelf zeggenschap krijgen over hun zorg en ondersteuning. Tegelijkertijd kan niet iedereen door de bomen het bos blijven zien in de complexe zorgsector. Daarom zijn zaakwaarnemers (zoals casemanagers en buddy’s) nodig.
5. Tegenmacht
Bij macht hoort tegenmacht, bijvoorbeeld via zeggenschap van burgers en professionals in lokale praktijken. Daarvoor is dan wel betere informatie over de beschikbare zorg en de kwaliteit ervan nodig. Praktijkervaringen moeten daarbij veel meer leidend zijn.
6. Leren van elkaar
Het is belangrijk dat organisaties en gemeenten leren van de uitvoeringspraktijk. De wetenschap dient hier ook actief aan deel te nemen. Een continue dialoog tussen beleid en praktijk betekent dat onderzoeks- en kennisinstellingen de goede en slechte praktijken beter in kaart moeten brengen, maar ook wat burgers daarvan vinden. Die kennis kan beter en eerder gedeeld worden, ook in de publieke media. De rijksoverheid is verantwoordelijk voor een goede kennisinfrastructuur en opleidingenaanbod.